Klein, klein kleutertje

Bonkje stroopt haar maillot naar beneden.
“Wat doe jij nou?”
Ze wijst op een wondje op haar knie.
“Ik ben vanmiddag gevallen!”
“O jee! Kun je al door je knie heen kijken?”
“Neeeee!” Bonkje lacht. Fijn, zo’n welwillend publiek.
Ik geef haar een kus.
“Het is nu even vervelend, maar het geneest vanzelf.”

Na het eten moet ook manlief eraan geloven.
“Kijk papa, ik heb me pijn gedaan!”
“Op school?”
“Nee, bij De Ronde Tafel.
“En moest je huilen?”
“Nee, ik hoefde niet te huilen.”
“Flink hoor.”
“Ik ben ook een flinke meid, ik ben al van groep 2!”

Ik denk terug aan vorige week, het weekend van 10 januari.

Bonkje vindt mijn medailles van de Kortenhoefse Plassentocht erg mooi.
“Mag ik ze even om?”
“Ja, dat mag.”
“Mag ik ze mee naar school nemen?”
“Nee.”
Soms ben ik best een wrede mama.
“Andere kinderen hebben wel een medaille.”
“O ja?”
“Ja, van wintersport”
“Een medaille is pas echt leuk als je hem zelf verdiend hebt,” zegt papa.
Daar moet Bonkje even over nadenken.
“Als ik zelf een medaille heb, mag ik die dan wel meenemen naar school?”
“Ja. Als jij een keer zelf een medaille hebt, dan mag dat.”
Ha, dat biedt perspectief.
“Ik wil ook een medaille winnen!”

Dat weekend staat er nog een hele reeks, door de KNSB goedgekeurde toertochten op de agenda. We vinden er één waar je al een medaille kan verdienen met een rondje van 5 km: de Zwartemeer-Kadoelen Rondetocht. Vijf kilometer lijkt ons ook echt het maximum haalbare met een kleuter die net drie keer op het ijs heeft gestaan. We denken dat het net moet kunnen als we haar af en toe een eindje op sleeptouw nemen.

Dus stappen we zaterdagochtend dik aangekleed en rijkelijk voorzien van onze eigen koek en zopie – want ik heb geleerd van mijn fout – in onze speciaal voor deze gelegenheid gehuurde auto. De rit door de polder is prachtig. De zon schijnt, de lucht is blauw en alles is met een laagje rijp bedekt.

“Papa, ik heb het zo warm.”
“Je mag je vest wel even uit.”
“Ik heb het nog steeds warm.”
“Wil je je laarzen ook even uit?”
Ja, dat wil Bonkje. Al die laagjes, pffft!

We bereiken het weiland waar we mogen parkeren zonder oponthoud – de grote drukte komt duidelijk van de andere kant – en even later stappen we uit de auto. Manlief en ik wisselen ons gewone schoeisel om voor onze rubberlaarzen, die we tenminste met gerust hart aan de kant achter durven te laten. Bonkje is op de bijrijdersstoel geklommen en trekt daar haar laarzen weer aan. Hebben we alles? Ja, we kunnen gaan.

We moeten de weg oversteken en van daar af is het nog een eindje lopen naar het meer. Eerst langs het gebouwtje van de plaatselijke ijsclub die de tocht organiseert, om toerkaarten te kopen. Daarna volgen we een spoor door een weiland naar de rand van het meer. Het spoor is bedekt met een verraderlijke ijslaag, dus lopen we er zoveel mogelijk naast.

 

Voor we het ijs opgaan, wil ik echter nog even naar het toilet. Het mobiele toilet wel te verstaan.

HCC kan diverse soorten mobiele toiletten leveren, die geschikt zijn voor bouwplaatsen, particulieren en voor diverse evenementen. De toiletten zijn zeer gebruiksvriendelijk en overal gemakkelijk te plaatsen en er is geen riool- en wateraansluiting nodig.
Elk mobiel toilet is voorzien van een urinoir en een closetpot. Deze laatste wordt afgesloten van het opvangreservoir. De toiletten zijn voorzien van een ventilatiepijp, een dak met lichtkoepel, een deursluiting, jashaken en een dubbele toiletrolhouder. De toiletten worden op vaste tijden geleegd.

Geloof me, dat klinkt een stuk mooier en vooral minder smerig dan het in werkelijkheid is. Maar met een volle blaas schaatsen is ook niet prettig. Dus sluit ik aan in de rij, gevolgd door manlief. Bonkje staat noodgedwongen naast ons te wachten.
“Ik heb het koud, ik heb het zo koud!”
“Ja lieverd, het is even niet anders. Probeer maar een beetje te springen, dan krijg je het wat warmer.”
Het huilen staat Bonkje nader dan het lachen. Ze wil niet springen. Ze wil helemaal niets. Ze heeft het alleen maar koud. Manlief tilt haar op.
“Zo, dan krijg je iets minder koude voeten”
“Ik heb nog stééds koude voeten” snift Bonkje.
“Weet je wat,” zeg ik tegen haar, “als papa zo naar de wc is geweest gaan jullie alvast jullie schaatsen aantrekken.”

Na mijn toiletbezoek loop ik het ijs op. Ik moet even zoeken, maar dan zie ik manlief en Bonkje op één van de gymnastiekbanken zitten die voor de schaatsers op het ijs gezet zijn. Bonkje heeft haar schaatsen al aan. Manlief is nog aan het worstelen met zijn noren. Na de eerste keer op het ijs vorige week heeft hij besloten dikke sokken aan te trekken in zijn schaatsen, al krijgt hij ze dan bijna niet meer aan. Ik zoek een plekje in de buurt en trek mijn eigen schaatsen aan.

Samen met Bonkje schaats ik naar het stempelhokje om te vragen waar de 5 km tocht begint.
Dat wil zeggen: ík schaats.
Bonkje snottert.
Ze heeft het koud.
Haar voeten doen pijn.
Ze vindt het “helemaal niet leuk meer!”
“Kom lieverd, probeer maar een beetje te bewegen. Als je beweegt krijg je het weer warm.”
Maar Bonkje wil me niet geloven.
Kan me misschien niet geloven.

Dan voegt ook manlief zich bij ons. Het eerste stuk van het 5 km rondje begint op hetzelfde punt als het 10 km rondje, halverwege is er een splitsing. Even doorzetten maar.

Maar Bonkje wil niet.
“Ik heb het zo kou-oud.”
Snot en tranen vliegen alle kanten op.

Omdat het in dit soort situaties meestal niet zo goed werkt om er met zijn tweeën bovenop te blijven staan, schaats ik vooruit terwijl manlief bij Bonkje blijft.

Ik schaats een stukje, kijk even om, schaats weer een stukje. Het is prachtig ijs.
Zijn ze al in beweging? Nee, zo te zien zit er nog niet echt schot in. Ik schaats een stukje terug. Andere ouders en andere kleuters schaatsen en krabbelen langs me heen. Kleuters die het zo te zien wel naar hun zin hebben.

Zal ik verder schaatsen? Een klein stukje dan, maar niet te ver. Ik heb al een tocht kunnen schaatsen, manlief niet. Ik zal hem aflossen als ze er zijn. Dan kan hij eerst zelf een rondje schaatsen.

Langs de kant van de slingerende route die de baanveger heeft uitgezet staat een klein rood stoeltje. Wie het stoeltje daar heeft achtergelaten, weet ik niet. Er is niemand in de buurt.

Klein rood stoeltje op het ijs.
Het is net een schilderij.

Ik kijk om. Ze komen nog steeds niet dichterbij. Sterker nog – ze keren om. Mijn opgetogen en optimistische gevoel maakt plaats voor bange voorgevoelens als ik terugschaats naar het begin. Daar tref ik een volkomen ontredderde Bonkje en een enigszins zuurkijkende papa aan.
“We gaan naar huis” zegt hij. “Het gaat niet. Ze heeft het echt geprobeerd, maar als je haar ooit nog het ijs op wil krijgen moeten we nu gaan.”
Bonkje snift zachtjes.
“Ga jij anders nog even schaatsen”, zeg ik tegen hem, “ik heb deze week al geschaatst. Dan ga ik wel een eindje rijden met haar en dan pikken we je over twee uur wel weer op.”
Maar nee, voor manlief is de lol er ook wel vanaf.
Zwijgend zoeken we onze laarzen op en ontdoen we ons van onze schaatsen.

Ik ben boos. Ik wil helemaal niet naar huis. Stom kind. Straks moeten we nog eens twaalf jaar wachten voor we weer zo’n kans krijgen.
Maar ik ben ook mama.
En ik weet hoe pijnlijk koude voeten kunnen zijn.
En misschien begon het met aanstellen, maar inmiddels is ze echt aandoenlijk.
En we deden dit omdat we dachten dat het leuk zou zijn, omdat we dachten dat we ook Bonkje er een groot plezier mee zouden doen.

Als we naar de auto teruglopen – voorzichtig de bevroren plassen op het weiland ontwijkend – hoor ik van manlief dat Bonkje hem, terwijl ze uit alle macht probeerde haar tranen in te slikken, had gevraagd:
“Maar papa, als ik nou ècht bang ben, wat dan?”
Het idee van een medaille was heel aanlokkelijk, maar met ijskoude voeten ziet de wereld er opeens heel anders uit. En dan zo’n immense, bevroren vlakte – en een route waarvan je het eind niet kunt zien – dat is wel even iets anders dan de overzichtelijke vaart om de hoek.

Bonkje is zo uitgeput van alle emoties dat ze in de auto al snel in slaap valt – iets dat normaal gesproken niet snel gebeurt.

Manlief legt zijn hand op mijn knie. Hij heeft het wel te verduren met twee vrouwen zoals wij. Na een sniffende Bonkje heeft hij nu ook nog een van frustratie sniffende echtgenote.
“Is het echt zo erg?”
Nee. Het is belachelijk. Ik stel me aan. Bovendien mag ik nog fijn even autorijden door het mooie winterse landschap.

Voor ik de auto terugbreng naar het verhuurbedrijf, kan ik nog heel even schaatsen op het Naardermeer. Bonkje wil mee.
“Dat had je gedroomd! Vanmiddag wilde je niet meer – nu blijf je maar mooi thuis.”

Terwijl ik de ondergaande zon op het ijs zie weerspiegelen probeer ik mijn teleurstelling over de mislukte toertocht te vergeten. Dit is toch schitterend? Zonde om dat te laten bederven door dingen waar ik toch al niets meer aan kan veranderen.

En ja, Bonkje is nog maar een kleuter.
Meestal is ze een grote, flinke kleuter. Ze is tenslotte ”al van groep 2″. Maar soms, heel soms, is ze weer even een heel klein kleutertje. Een heel klein kleutertje met kleine, koude kleutervoetjes.

Zie Bonkje on ice voor Bonkjes eerste schaatsavontuur ooit.
Nieuwsgierig hoe de naam Bonkje is ontstaan? Lees dan het eerste Bonkje verhaal

Comments

  1. Hoi IMS, leuk verhaal. Bonkje heeft in ieder geval op schaatsen op het ijs gestaan. Voor Tyrone waren/zijn er geen schaatsen meer te koop. Dus hij heeft het moeten doen met een stukje op zijn schoenen.
    Groetjes van ons allen uit Ypenburg, Nadja.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.