Wildwesttaferelen bij Albert Heijn

Zaterdagmiddag half vijf. Met Bloem in de wandelwagen en een huppelende Bonkje naast me loop ik Albert Heijn in.
‘Wat is hier aan de hand?’ vraag ik mezelf hardop af.
Bonkje is niet geïnteresseerd – ze heeft alleen oog voor de tv in het kinderhoekje, waar fragmenten uit Disneyfilms worden getoond.
‘Mag ik hier blijven?’ Ja, dat mag.

Ik loop door het klaphekje en kijk om me heen.
In gedachten zie ik het boodschappenlijstje in mijn hoofd.
Appels. Zijn er niet. Kiwi’s. Zijn er niet. Peren. Zijn er niet. Mandarijnen? Nee.
Tomaten. Zijn er niet. Paprika’s. Zijn er niet. De schappen zijn leeg. Het lijkt wel oorlog.
Daar, daar ligt nog wat.
Besluiteloos staar ik naar de voorgebakken poffertjes, een handjevol stoommaaltijden en een paar zielige pakjes rauwkost.
‘Wel bijzonder boodschappen doen zo’, zeg ik tegen een meneer naast me.
‘Ja’, zegt hij, ‘het is een beetje moeilijk kiezen’.
‘Hoezo, het kiezen wordt ons toch juist veel makkelijker gemaakt?’
Hij grinnikt.

Al improviserend loop ik verder. Zelfs de schappen met ingeblikte groenten zien eruit alsof iedereen massaal aan het hamsteren is geslagen, maar al met al kan ik nog een redelijk samenhangende maaltijd bij elkaar verzamelen. Bij de kassa wacht een nieuwe verrassing.
Ik leg mijn boodschappen op de lopende band en vraag me voor de tweede keer af wat er in vredesnaam aan de hand is.
De enorme massa mensen net voorbij de kassa lijkt nog het meest op een krioelende mierenhoop.
Even vang ik een glimp op van een stapel kratten.
Rechts van me hoor ik een medewerker van Albert Heijn met kaas en vleeswaren leuren. Drogeboerenworst, wie? Hier, neem mee. Alles moet weg.
Mannen, vrouwen, jongens, meisjes – iedereen verdringt elkaar om toch vooral de beste slag te slaan.
Zo gaat het al de hele middag, zegt de kassière. Ze delen alles uit dat bederfelijk is. Gratis. Omdat we gaan verbouwen. Ik heb er gewoon koppijn van.

Ik pak mijn niet-gratis-boodschappen in en weet nog net te verhinderen dat een mevrouw in duur uitziende kleren bovenop Bloem belandt. Bloem kijkt wat verschrikt, maar de mevrouw heeft er nauwelijks erg in – zo gespitst is ze op de plek waar de waanzin regeert.
Met moeite baan ik me met de wagen tussen de maaiende en graaiende ledematen door. Uit mijn ooghoek zie ik een krat met zuivel. Ik steek mijn arm opzij en weet zowaar een pak vla te bemachtigen. Ha, toch nog een toetje. Dan sta ik bij Bonkje in het veilige kinderhoekje. Ze zit bijna met haar neus in het tv-toestel om in alle tumult nog iets te kunnen verstaan.
‘Kom’, zeg ik, ‘we gaan. Hou mij en de wagen goed vast, want ik wil je niet kwijtraken’.

Terwijl we beetje bij beetje de uitgang naderen, vang ik nog net een flard van een gesprek op van twee jongens en meisje van begin twintig.
‘We doen dit al de hele middag’, zegt één van jongens. ‘We lopen de hele tijd op en neer. Ons vriesvak zit al helemaal vol. Hier, wil je ook een tas?’

Dan staan we buiten.
Opgelucht haal ik adem.

Comments

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.