Als ik het klaslokaal van Bonkje uitloop, moet ik niezen. Een andere moeder blijft staan.
“Zit je aan het begin of het einde van je verkoudheid?”
Zij is al weken niet echt ziek, maar voelt zich wel belabberd en heeft last van een naar hoestje. Dat herken ik. Man- en dochterlief lopen met diezelfde hardnekkige hoest rond. Hoewel ik me niet helemaal fit voel, heb ik daar dit keer weinig last van. Hopelijk blijft het zo, maar de ervaring heeft geleerd dat ik er waarschijnlijk ook nog wel aan zal moeten geloven.
“Toch maar een griepprik halen” zegt ze.
“Als er zoveel verschillende virussen in de lucht hangen vraag ik me af hoeveel zin dat heeft. Volgens mij word je dan nog steeds ziek.”
“Reis jij weleens met openbaar vervoer?”
“Ja” – ze weet nog niet dat we geen auto hebben, want haar dochtertje zit nog niet zo lang bij Bonkje in de klas.
“Een zakenpartner van mij kan een tijdje niet autorijden, dus reist ze nu met het openbaar vervoer. Dat is echt één grote bron van bacterieën hè? Alles blijft hangen!”