Zakmes

Al jaren heb ik een zakmes bij me als ik de deur uitga. Ik heb het gekocht toen ik zeventien was. Samen met een vriendin liep ik een deel van de GR 57 door de Belgische Ardennen. Op onze rug torsten we twee identieke rugzakken mee. Voor het eerst zonder ouders, met een geleend tentje, citronellakaarsje, antiblarenpleisters, Autan, campinggasje, laplandmok, campingboter (gelukkig niet in mijn rugzak, aangezien de boter ging lekken) en zakmes de wijde wereld in.

Het zakmes was multifunctioneel. Je kon er blikken mee open maken – na twee weken zelfs redelijk vlot -, brood mee snijden, fruit mee schillen, bierflesjes mee openen en wijn mee ontkurken.

Na die vakantie verdween het zakmes in mijn gewone tas. Reuzehandig. Wel heb ik de laatste jaren wat moeite om het zakmes open te krijgen, maar met behulp van een grote paperclip wil het meestal wel lukken. Met een ontnieter is het helemaal een fluitje van een cent, maar die behoort niet tot mijn standaard tasuitrusting.

Toen ik afgelopen week in de binnenstad van Amsterdam bij de ingang van de metro preventief werd gefouilleerd en een politieagent me vroeg of ik wapens bij me had, antwoordde ik dat ik een zakmes bij me had.
“Waar?”
“In mijn tas.”
“Waarom heeft u een mes bij zich?”
“Uh – nou, omdat het handig is. Als ik een appel wil schillen bijvoorbeeld. Ik heb ook een lepel bij me. Ook heel handig. Als ik een keer een bakje yoghurt wil eten onderweg.”

De man doorzocht mijn tas, terwijl één van zijn vrouwelijke collega’s me fouilleerde.
“Nou, aangezien ik het mes niet snel kan vinden, ga ik ervan uit dat u dat ook niet kunt. Maar als u het in uw zak had gehad, had u een bekeuring gekregen.”
“Oh? Is dat verboden dan?”
“Ja, dat is verboden.”

Dat wist ik niet. Het is waarschijnlijk één van die regels waarvan je verondersteld wordt ervan op de hoogte te zijn. Als ik er goed over nadenk is het misschien ook niet zo vreemd dat het verboden is, maar voor iemand die een zakmes vooral associeert met appels schillen, is de Wet wapens en munitie geen dagelijkse kost. Ook was ik er tot vandaag niet van op de hoogte dat Amsterdam-Centrum in juli 2008 voor de duur van een jaar opnieuw tot veiligheidsrisicogebied aangewezen is. Een gebied waar niet alleen preventief fouilleren is toegestaan, maar ook het messenverbod van kracht is.

“O, dat wist ik niet. Maar zo mag het wel?”
“Ja, omdat ik het niet snel kan vinden. En omdat u er wel als een nette mevrouw uitziet. Anders was het misschien een twijfelgeval geworden.”

Een nette mevrouw. Ik zie eruit als een ‘nette mevrouw’. Moet ik daar nu blij mee zijn of niet? Ach – misschien kan ik er maar beter van profiteren. Bij sollicitaties ondervind ik genoeg hinder van mijn uiterlijk. Blijkbaar hebben veel werkgevers het idee dat je er als een bitch uit moet zien – en je ook tijdens het gesprek al als zodanig moet profileren – om stevig in je schoenen te kunnen staan en leiding te kunnen geven.

Tja. Diezelfde mensen zijn er vast ook van overtuigd dat ik heus alleen een zakmes  vervoer om af en toe een appeltje te schillen.

Comments

  1. Om eerlijk te zijn…..zie je er inderdaad niet uit als “mesgevaarlijk” of “bitch”.
    Lekker doorsolliciteren hoor, uiteindelijk wil je zelf ook werken voor iemand die op zoek is naar een prettig figuur, en niet naar een knalharde, messentrekkende carrierejager.

    Dit staat er erg onhandig, maar je snapt mijn punt denk ik…

    Mooi blog! Meta

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.