(…)
Oh, wat gaat de tijd toch snel
gisteren nog zag ik haar
voor het eerst
lag ze hier in mijn armen
wat is ze mooi
en wat staat de tijd haar goed
ik knipper mijn ogen
en zie hoe ze steeds weer
een beetje veranderd ismaar hoe groot ze ook mag zijn
in mijn ogen blijft ze altijd klein
(…)
Uit: ‘Dochters’, muziek en tekst: John Ewbank; zang: Marco Borsato. Wat een gouden combinatie trouwens, John Ewbank & Marco Borsato. Het doet me denken aan Lennaert Nijgh en Boudewijn de Groot.
Ik was een maand of zeven in verwachting van Bloem en zat in de auto, op weg naar mijn werk, toen ik voor het eerst het nummer ‘Dochters’ hoorde. Het raakte me zó dat de tranen binnen een mum van tijd over mijn wangen rolden. Lang voor het nummer afgelopen was moest ik zelfs een andere radiozender kiezen, want door het waas voor mijn ogen werd ik echt een gevaar op de weg.
Waarom deed het nummer me zo veel? Ik denk dat het kwam doordat ik onbeschrijfelijk gelukkig was omdat we, net toen ik de hoop eigenlijk al had opgegeven, toch nog een tweede kindje zouden krijgen. Een kindje waarvan we op dat moment overigens nog niet wisten of het een jongen of meisje was. Bloem was toen nog Blubje (m/v). En ik moest denken aan alle mijlpalen die we al met Bonkje zijn gepasseerd. Mijlpalen die telkens nieuwe fases inluiden. Dat is vaak heel leuk, maar soms is het ook even slikken; dan kost het me echt moeite om afscheid nemen van de periode ervoor.
Zo herinner ik me nog als de dag van gisteren dat ik Bonkjes eerste babykleertjes moest opbergen. Met Bonkje in de kinderwagen liep ik op een pad met aan weerszijden hoge bomen. Het was fris, de lucht was helderblauw en Zoeff holde met een tennisbal van en naar de wagen. Ik had de kap van de wagen een stukje omlaag gedaan en Bonkje lag vol verwondering naar de kruinen van de bomen te kijken. Ik keek naar haar en dacht terug aan haar geboorte en aan de dagen en weken die daarop volgden. En hoewel Bonkje nog steeds veel huilde, ik nog steeds heel onzeker was of we alles wel goed deden èn ik nog steeds bekaf was van het twee, drie keer per nacht op moeten staan, had ik het toch te kwaad nu ze te groot werd voor maatje 50/56. Zo klein als ze was bij haar geboorte – zo klein zou ze nooit meer zijn… Ik veegde mijn tranen weg en keek met Bonkje mee omhoog, naar de toppen die zachtjes wiegden op de wind. En ook ik verwonderde me. Door haar blik had ik opeens weer oog voor dingen die ik van tevoren als vanzelfsprekend was gaan beschouwen.
De overgang van het kinderdagverblijf naar basisschool. Vooral toen de officiële brief van het ministerie op de mat viel kreeg ik het benauwd. Bonkje zou nooit meer zo fijn zorgeloos mogen spelen! Vanaf nu zou ze de rest van haar leven alleen maar moeten leren leren leren en heel hard moeten werken!
Bij het afscheid van haar groep op het kinderdagverblijf mocht Bonkje bootjes met doosjes rozijntjes erin uitdelen: ‘Vaarwel – ik ga na de vakantie naar school!’. Ik zie haar stralende gezichtje weer voor me. Bovenop de tafel mocht ze staan, terwijl de andere kindertjes, de leidster en ik voor haar zongen. Herstel: de leidster en ik, want die dag waren er voornamelijk kleintjes en die zeiden niet veel – laat staan dat ze zongen. Het maakte Bonkje allemaal niets uit. Ze had haar mooiste feestjurk aan en in had twee ministaartjes in haar haar. Eindelijk mocht zíj ook naar de grote school, net als haar twee grote crèchevriendinnen een paar maanden daarvoor – wat een feest! En maar stralen. En de leidster en ik maar op onze lippen bijten.
Nu is Bloem alweer drie maanden oud. Ik heb maatje 62 tevoorschijn gehaald. Na volgende week loopt mijn verlof ten einde en moet ik weer aan het werk. En Bloem naar het kinderdagverblijf.
Vandaag gaat ze er voor de derde keer alvast een paar uur naar toe, zodat ze kan wennen. Zodat ik kan wennen.
Ze huilt als ik haar achterlaat. Logisch, want ze heeft honger. Thuis laten we haar heus ook wel eens huilen – veel makkelijker dan Bonkje destijds. Zeker als we weten dat ze gedronken heeft, verschoond is en al ‘gespeeld’ heeft en geknuffeld is. Toch kan ik het nu niet droog houden. Ik wéét dat ze zo een flesje gekolfde melk krijgt en de leidster lijkt me heel zorgzaam, maar dat helpt niets. Het liefst zou ik Bloem uit de armen van de leidster rukken, dicht tegen me aan drukken en zo snel als ik kan met haar naar buiten rennen.
(…)
en soms
wanneer ik mijn ogen sluit
lopen we samen op het strand
haar handje in de mijne
en dan
zet ze de tijd even stil
is het weer even net als toen
en heeft ze mij weer nodigik hou haar vast
zoals ze was
ik hou haar vast
(…)
Het hoort bij het moeder-zijn denk ik. Het onvoorwaardelijk houden van. Het het liefst je kinderen altijd dichtbij je willen houden, ze altijd zo willen blijven verzorgen, liefkozen, beschermen; alles voor ze oplossen.
En ze dan toch loslaten, want eens zullen ze onbezwaard uit moeten kunnen vliegen. Maar gelukkig liggen er nog heel wat jaren voor ons voor het zover is.
Stapje voor stapje.
Ondertussen is Bonkje er goed van doordrongen dat we haar weliswaar niet altijd lief vinden, maar áltijd van haar houden. En ik ben ook maar alvast met Bloems lessen begonnen. Baadt het (nog) niet, dan schaadt het in ieder geval ook niet.
‘Tot straks lieverdje. Papa of mama komt je áltijd weer ophalen!’
*****
Marco Borsato ‘Dochters’ (officiële videoclip)
Marco Borsato ‘Dochters’ live in Gelredome (officiële videoclip)
Ja prachtig en treffend nummer. Moederschap is zo mooi, maar maakt ook zo kwetsbaar!
Ja ja ja! Zo is het helemaal! En zo heel anders dan ik ooit gedacht had. Ik wist dit allemaal niet. Maar wat haal je binnen zeg, wat een veranderingen. Zo mooi en inderdaad ook zo kwetsbaar.
Tja en ik zit hier als bijna moeder al met tranen in de ogen vanwege jouw tranen. dat belooft nog wat…
Maar eerst nog 20 weken koesteren in mijn buik. En dan nog 10 in onze armen. En verder denk ik er nog niet over na…