Bonkje springt op van de bank en rent naar de wc. Ik ga haar achterna, op de voet gevolgd door Bloem.
Ik haal Bonkjes haar uit haar gezicht en streel haar zachtjes over haar rug.
‘Bonkje moet spugen’ constateert Bloem.
‘Ja, Bonkje is een beetje ziek,’ zeg ik. ‘Ga maar even naar de kamer, Bloem.’
‘Nee, ik wil ook kijken!’
Met mijn been blokkeer ik haar een beetje, zodat ze niet verder kan lopen om belangstellend náást Bonkje te gaan staan kijken.
‘Mag ik ook aaien?’ vraagt ze dan.
‘Nee Bloem,’ probeer ik nog. ‘Wacht maar even, dan mag je Bonkje straks als het iets beter gaat één aaitje geven.’
Maar mijn been kan niet voorkomen dat er even later toch ook een klein handje op Bonkjes rug ligt. Eventjes. En heel voorzichtig, dat wel.
Later vraag ik me af of er een verband bestaat tussen de liefde voor medische (reality-)
programma’s en de plek in het gezin waar mensen zijn opgegroeid. En of er significant meer mensen naar dergelijke programma’s kijken die de jongste waren dan mensen die de oudste (of enig kind) waren. Het zou me niet verbazen. Want als Bloem ziek is en moet overgeven, vindt Bonkje dat weliswaar heel zielig voor haar, maar dan maakt ze dat ze zo snel mogelijk uit haar buurt is.
Ik weet het niet, of er een verband is. Zou natuurlijk best kunnen. 😉
Is Bonkje al weer opgeknapt? En wat lief ook, zo’n klein zusje dat dan zo bezorgd is.
Het kan ook gewoon een nieuwsgierige aard zijn 😉