Hoe anderen ermee omgaan, weet ik niet, maar dit is hoe ik mijn eetbuistoornis overwon.
Ik heb dit blogje ‘met terugwerkende kracht’ geschreven. Toen ik er middenin zat, was het te heftig om over te schrijven. Ook daarna heb ik lang geaarzeld of ik er over zou schrijven, want het voelt erg naakt. Ik heb nu (anderhalf jaar verder) besloten het toch te doen, omdat ik hoop dat het misschien ooit – als is het maar één ander iemand – troost kan bieden. Of kan helpen de stap te zetten om (professionele) hulp te zoeken.
Schaamte, frustratie, verdriet
Wat vond ik het frustrerend en beschamend als ik weer veel te zwaar was. Hoe verdrietig en boos was ik als ik alle kilo’s waar ik na een lange periode van strijd eindelijk van verlost was, er in een mum van tijd weer aan zag vliegen. Wat vond ik het gênant dat het me in mijn eentje niet lukte om af te vallen, dat ik een stok achter de deur van -bijvoorbeeld – Weight Watchers nodig had om weer enigszins ‘in het gareel’ te komen.
Dat was echter allemaal niet half zo pijnlijk als het moment waarop ik moest toegeven dat ik niet in een lijndip zat, maar in een eetbuistoornis* verzeild was geraakt. Het voelde als een ultiem falen dat ik, in een wereld waar zoveel ‘echt’ leed is, niet in staat was om dit luxeprobleem – want zo voelde het – op te lossen. Niet in staat was om mezelf te beheersen.
Geobsedeerd door eten
Het grootste deel van de dag draaide het in mijn hoofd alleen nog maar om eten. Het was een obsessie geworden. Eén die me bezighield van het moment dat ik ’s ochtends wakker werd tot het moment dat ik ’s avonds weer in slaap viel.
Eén die me steeds verder terugdreef in een klein hoekje ergens in mijn hoofd dat ik steeds hermetischer dicht probeerde te timmeren in de hoop dat niemand het zou zien. Alsof het niet opvalt als je in een mum van tijd kilo’s aankomt…
Eén die ervoor zorgde dat ik met een soort Google-maps van ’slecht’ eten in mijn hoofd rondliep. En deze kaart-met-ingebouwd-alarm draaide continu, ook zonder wifi of mobiele-internetverbinding.
Hoe ik het ook probeerde – het lukte me niet meer om hem uit te zetten. Continu dacht ik eraan. En het ingebouwde alarm zorgde ervoor dat ik me er ook doorlopend van bewust was op welke momenten ik aan dat voedsel kon komen zonder dat iemand het zou merken -in theorie in elk geval.
Op welke momenten ik onopvallend even zou kunnen verdwijnen. Alles moest stiekem, niemand mocht het merken. En als zo’n moment dichterbij kwam, werd de gedachte aan de chocola – de spekkoek – het ijs – de drop – de koekjes – de chips – wat het ook was op dat moment – steeds indringender. Om in de analogie van Google maps te blijven was het net alsof er een lampje steeds sneller begon te knipperen en feller begon te branden.
Alle plekken waar ik eten kon krijgen werden gevarenzones
Treinstations, benzinestations, winkels, kantines, snoepautomaten – het werden allemaal gevarenzones. En als ik zo’n gevarenzone een keer zonder kleerscheuren door was gekomen, was het daarmee niet afgelopen. Want het lampje in mijn hoofd bleef knipperen, mijn gedachten bleven gefixeerd op eten.
Het werd zo erg dat ik tijdens de treinreis van mijn werk richting huis op een tussenliggend station kon uitstappen om alsnog die grote zak drop en chocoladereep te kopen waar ik vóórdat ik de trein instapte met zoveel moeite met een grote boog omheen gelopen was. Toegeven was de enige manier om het lampje -voor even – uit te schakelen.
En áls ik het gedurende mijn reis had volgehouden, dan lonkte thuis de keuken. De keukenkastjes. De koelkast.
En de prullenbak. Waar ik eerder in een moment van relatieve kracht een half pak koekjes of een halve zak chips in had weggegooid.
Mijn obsessie werd een bedreiging voor mijn relatie met mijn man en mijn kinderen
Ik begon steeds meer aan te sturen op geheime eetmomenten. Werd erdoor geleefd. Liet liever leuke, fijne dingen met vrienden of mijn gezin schieten als ik daardoor een kans zou missen om me in het geheim vol te kunnen proppen. Ik denk dat dat de reden was waardoor ik uiteindelijk aan mezelf bekende dat ik hulp nodig had – omdat dit alle eerdere grenzen voorbij ging en omdat dit een bedreiging vormde voor dat wat me het meest dierbaar was: mijn relatie met mijn man en mijn kinderen.
Hoe biecht ik dit op?
De eersten aan wie ik het vertelde waren twee collega’s met wie ik het goed kan vinden. Daarna ben ik met lood in mijn schoenen naar de huisarts gestapt om een verwijzing te vragen voor professionele hulp. Het allermoeilijkste en engste vond ik het om het daarna ook aan mijn man op te biechten. Want deze lelijke, beschamende kant van mezelf, die wilde ik liever niet laten zien. Ik was bang dat hij nooit echt zou begrijpen en geloven dat ik deze vicieuze cirkel alleen niet kon doorbreken. En vooral bang dat ik hem zou verliezen. Hij had moeite met hoe dik ik was – en dat ik alleen nog maar dikker werd. We kregen er ruzie over. Ik snapte dat, want ik walgde zelf ook van mijn spiegelbeeld, maar het deed wel pijn. Zeker omdat hij helemaal niet valt op magere vrouwen – en hij een beetje mollig nooit erg vond.
Gelukkig raakte ik hem niet kwijt – en was het een grote opluchting toen ik het eenmaal verteld had. Begrijpen kon hij het niet, maar hij kon zich er wel iets bij voorstellen als hij het vergeleek met hoeveel moeite het hem had gekost om te stoppen met roken. Hij zag ook dat dat slechts deels vergelijkbaar was, omdat je met eten nooit zo rigoureus kunt stoppen als met roken, omdat je nu eenmaal eten nodig hebt. En godzijdank probeerde hij me ondanks dat hij het niet echt snapte en ondanks zijn moeite met mijn gewicht, toch zoveel mogelijk te steunen.
Hulp bij mijn eetbuistoornis: cognitieve gedragstherapie
Ik had de huisarts gevraagd om een verwijzing naar Interapy. Ik zag groepstherapie niet zo zitten en zag ook erg op tegen het idee om telkens afspraken met een behandelaar ergens in te moeten plannen. Online therapie leek me wel zo prettig – dat kon ik tenminste doen op momenten waarop het me uitkwam – na mijn werk en als de kinderen in bed lagen. Ik vond het ook erg fijn dat ik er de deur niet voor uit hoefde – en dat het nog een beetje ‘onopvallend’ kon zo. Dat ik het aan een paar mensen had verteld betekende niet dat ik het nu opeens aan iedereen wilde vertellen. Liever niet zelfs.
Online behandeling, face-to-face gesprekken, groepsbehandeling?
Als ik er nu op terugkijk, heb ik veel aan de therapie gehad. Wel denk ik dat voor mij een combinatie van een online behandeling – en eens in de zoveel tijd een face-to-face-gesprek het beste zou zijn geweest. Ik vond het op momenten waarin ik een terugval had erg moeilijk om de draad weer op te pakken – en eens in de zoveel tijd een ‘echte’ afspraak had me misschien net die extra stok achter de deur geboden die ik op die momenten miste.
Mindful eten
Anderhalf jaar verder ben ik niet opeens prachtig slank. Jammer genoeg niet. Maar dat was ook niet het doel van de therapie. En eten – ongecontroleerd eten – zal altijd wel een valkuil blijven. Ik ben er echter niet meer zo door geobsedeerd als ik was. Na het behandeltraject bij Interapy ben ik gaan lezen over mindful eten en ik probeer met behulp van de inzichten die ik tijdens de therapie heb opgedaan en mindful-eten-oefeningen weer een normale relatie met eten op te bouwen. Dat valt niet altijd mee, maar het heeft al wel voor meerdere verrassende ontdekkingen gezorgd die me helpen de draad weer op te pakken als ik soms weer even terugval in gedachteloos snaaien.
*Een andere naam voor eetbuistoornis is ‘binge eating disorder’ (BED).
Interapy is een erkende tweedelijns ggz-instelling. De online behandelmethode van Interapy is wetenschappelijk onderbouwd. Naar website Interapy.
Rita Zeelenberg heeft voor Psychologie-magazine de online traning Mindful eten ontwikkeld. Deze kan ik aanraden aan iedereen die worstelt met ongecontroleerd – en te veel of juist te weinig eten. Om misverstanden te voorkomen: dit is géén behandeling of therapie en je hebt ook geen behandelaar. Wel kan je als je dat zou willen een ‘coach-schap’ aangaan met een andere deelnemer die de training volgt.
Wat knap dat je dit opgeschreven hebt. En wat vind ik je stoer!