Ik was van plan een vrolijk verhaal te vertellen. Over liefde voor taal. Over mijn werk, waar taal een cruciale rol speelt. Over een prachtig project en een mooie voorleesochtend. Maar het verhaal dat eruit wil, is een ander verhaal. Een verhaal over een jongetje dat geen gordijn heeft.
“Ik heb geen gordijn op mijn kamer”
Het jongetje uit groep 3 wil dolgraag zélf voorlezen – en blijkt dat ook al heel goed te kunnen. Hij vertelt honderduit. Over voetbal. Over zijn haarband. Tussen neus en lippen door vertelt hij ook dat hij een kamer heeft zonder gordijn. Hij zegt het alsof het normaalste zaak van de wereld is. En dat is het waarschijnlijk ook, voor hem.
Kansenongelijkheid
Ik kijk naar het jongetje en denk aan mijn kinderen. We hebben zoveel gemeen – maar tegelijkertijd ook zo weinig.
Het is alsof voor onze geboorte iemand een dobbelsteen gooit. Als je geluk hebt, krijg je een 6 – en bouw je meteen een voorsprong op. Heb je pech, dan krijg je een 1. Dat betekent niet dat je minder potentie hebt dan iemand met een 6. Wel dat je veel harder zult moeten knokken en veel minder kansen krijgt om met dezelfde potentie hetzelfde resultaat te bereiken.
De wedstrijd van schildpad en haas
Samen met 15 andere collega’s van bol.com ben ik te gast in groep 3 op een basisschool in Amsterdam Zuidoost. Met 3 jongetjes en 2 meisjes mag ik een ochtend silhouetten van dieren bekijken, een quiz doen, het verhaal van schildpad en haas voorlezen en daarna een tekening maken.
Heel even zitten ze netjes aan hun tafeltjes, maar al snel verdringen ze elkaar om de silhouetten zo goed mogelijk te zien en – allemaal tegelijk – te vertellen welke dieren ze herkenden. Eén jongetje belandt bijna bij zijn buurvrouw op schoot, een ander jongetje hangt half over zijn tafeltje heen en de 2 andere kinderen zijn pal naast me komen staan.
Aandacht
Ik doe mijn best om mijn aandacht zo goed mogelijk te verdelen, maar dat is knap lastig. Eén meisje is nog maar net in Nederland en spreekt alleen Engels. Eén jongetje spreekt de helft van de tijd op fluisterende toon in een eigen brabbeltaaltje. Een ander jongetje wil, net als het jongetje met de kamer zonder gordijn, óók voorlezen. En dan is er nog het meisje dat nauwelijks aandacht vraagt. Maar haar ogen glimmen als ik haar iets vraag.
Ik vraag de juf hoe ze het in vredesnaam klaarspeelt, om in een klas met minimaal 5 groepjes van 5, les te geven. Aandacht te geven. ‘Ach’, zegt ze, ‘het gaat wel’. Mij lijkt het al een lastige opgave als je allemaal kinderen bij elkaar zet die op hetzelfde niveau zitten. Maar alleen al de 5 kinderen in mijn groepje verschillen enorm in niveau – en ik vermoed dat 1 of 2 van hen misschien ook wel een ‘rugzakje’ hebben.
“Sommige kinderen hebben helemaal niets”
Aan het eind van de ochtend praat ik nog even met de directeur. Ze vertelt over de uitdagingen waar ze voor staan. Over kinderen die pas in groep 6 instromen, maar op het niveau zitten van groep 2, omdat ze uit Ghana komen en nooit goed onderwijs hebben gehad. Kinderen die in 2 jaar tijd moeten worden klaargestoomd voor de eisen waaraan een leerling in groep 8 moeten voldoen.
Over de enorme leersprongen die kinderen maken, vanaf het moment dat ze binnenkomen. Elke sprong ook relatief groter dan de vorige. Jammer genoeg worden die sprongen vaak niet gezien.
En ja, het verhaal van het gordijn verbaast haar niet. Zij probeert geld binnen te halen, iemand anders binnen de school koopt met dat geld bedden, vloerbedekking, gordijnen. Want “sommige kinderen hebben helemaal niets”. Daarom krijgt elk kind op zijn verjaardag ook een boek cadeau van school.
“Dag juf!”
Als ik de school uitloop, is het inmiddels pauze. “Dag juf!”. Ik kijk om en zie ‘mijn kindjes’ enthousiast naar me zwaaien. “Dag! Ik vond het heel gezellig met jullie!”
Op weg naar mijn werk blijf ik denken aan de ongelijkheid in de wereld – zelfs in een klein landje als Nederland. Ik denk aan het jongetje dat geen gordijn heeft op zijn kamer. En misschien ook wel geen vloerbedekking. Ik denk aan de kamers van mijn kinderen. Het verschil is schrijnend.
Dit zou elke beleidsmaker in onderwijsland moeten doen
Eigenlijk, denk ik, eigenlijk zou elke beleidsmaker die met onderwijs te maken heeft eens per kwartaal ook een ochtend moeten gaan voorlezen op een school. Al was het alleen maar om door de cijfertjes heen, de kinderen te zien. Om tussen alle beleidsstukken door, oog te houden voor kansenongelijkheid. En om niet vastgeroest te raken, maar open te blijven staan voor andere manieren om die kansenongelijkheid te beperken.
Dit zouden meer bedrijven moeten doen
Dit zouden ook meer bedrijven moeten doen: maatschappelijk verantwoord ondernemen. Zodat we iets minder alleen op onszelf gefocust zijn en ook oog hebben voor anderen, die het misschien minder goed getroffen hebben dan wij. Zodat we de wereld ook eens zien door een andere bril.
Bollebozen
Ik ben blij dat ik, ook al ben ik gedetacheerd bij bol.com, mee mocht doen aan dit mooie programma, dat NL Cares speciaal voor bol.com heeft opgezet.
“We verdienen het allemaal om kans te maken op de baan of onderneming van onze dromen. In Nederland en België heeft alleen niet iedereen gelijke mogelijkheden. Er bestaat ongelijkheid, die bijvoorbeeld wordt veroorzaakt door taalachterstand en een gebrek aan digitale vaardigheden. Deze factoren versterken elkaar bovendien.
persbericht bol.com, 1 maart 2021
Bol.com bollebozen is in het leven geroepen om hier verandering in te brengen. We leveren een bijdrage aan het creëren van gelijke kansen voor kinderen in Nederland en België door het plezier van lezen en verhalen over te brengen en door hun digitale vaardigheden te ontwikkelen.”
Crossphase
En hoe zit het dan met het bureau waar ik in vaste dienst ben? Zo: Crossphase is ook al bezig om te kijken hoe we, naast positieve bijdragen als tegenprestatie voor onze co2-uitstoot, ook meer kunnen doen met vrijwilligerswerk. Er zijn al heel veel collega’s die op eigen initiatief iets doen, zich hard maken voor goede doelen – maar het is hartstikke mooi om ook vanuit ons werk gestimuleerd te worden een steentje bij te dragen aan de maatschappij.